Rosa Luxemburg

De Russische Revolutie


Geschreven: 1918
Bron: Wereldvenster
Vertaling: Wereldvenster
Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, april 2006


I

De Russische Revolutie is de indrukwekkendste gebeurtenis van de wereldoorlog. De manier waarop deze revolutie begonnen is, het weergaloze radicalisme ervan en het blijvend effect logenstraffen zonneklaar de leuze waarmee de officiële Duitse sociaaldemocratie in het begin gedienstig de agressieve oorlog van het Duitse imperialisme ideologisch goedpraatte: de leuze van de Duitse bajonetten die het Russische tsarisme omver zouden werpen en de onderdrukte volkeren in dat land zouden bevrijden. De geweldige vlucht die de revolutie in Rusland heeft genomen, de diepgaande uitwerking ervan, die alle klassenverhoudingen heeft geschokt, alle maatschappelijke en economische problemen uit de weg geruimd heeft en zich consequent vanuit het eerste stadium van de burgerlijke republiek met het noodlot van een interne logica in de richting van steeds verdergaande fasen heeft ontwikkeld - waarbij de omverwerping van het tsarisme slechts een korte episode, een bagatel bijna, is gebleken - dat alles toont overduidelijk aan dat de bevrijding van Rusland niet het gevolg is geweest van de oorlog en de militaire nederlaag van het tsarisme, niet de verdienste van ‘Duitse bajonetten in Duitse vuisten’, zoals de Neue Zeit van Kautsky in een hoofdartikel beloofd had, maar dat deze diep geworteld was in eigen land en innerlijk volkomen rijp. Het oorlogsavontuur van het Duitse imperialisme, met de ideologische steun van de Duitse sociaaldemocratie, heeft de revolutie in Rusland niet veroorzaakt, maar alleen in het begin een tijdlang - na de eerste opkomende stormvloed in de jaren 1911 tot 1913 - onderbroken, en vervolgens - na het uitbreken van de revolutie - in zeer grote, buitengewone moeilijkheden gebracht.

Deze gang van zaken is echter voor elke denkende waarnemer ook een doorslaggevende weerlegging van de doctrinaire theorie die Kautsky gemeen heeft met de partij der regeringssocialisten[1]: dat Rusland als economisch achtergebleven, voornamelijk agrarisch land nog niet rijp zou zijn voor de sociale revolutie en voor een dictatuur van het proletariaat. Deze theorie, die in Rusland alleen een burgerlijke revolutie voor mogelijk houdt - waarvan dan ook de tactiek van de coalitie der Russische socialisten met het burgerlijke liberalisme een gevolg is - wordt ook aangehangen door de opportunistische vleugel van de Russische arbeidersbeweging, de zogenaamde mensjewieken, onder de getrouwe leiding van Axelrod en Dan. Beide groepen, zowel de Russische als de Duitse opportunisten, zijn het inzake deze principiële interpretatie van de Russische Revolutie (en hun houding in tactische detailkwesties is daarvan een logisch gevolg) volkomen eens met de Duitse regerende socialisten: volgens alle drie deze groepen had de Russische Revolutie moeten blijven steken in de fase die de Duitse imperialistische oorlog zich volgens de mythologie van de Duitse sociaaldemocraten zo nobel ten doel gesteld had: de omverwerping van het tsarisme. Als de revolutie verder gegaan is dan dat punt, als zij zich de dictatuur van het proletariaat tot taak gesteld heeft, dan is dat volgens deze theorie eenvoudig een vergissing geweest van de radicale vleugel van de Russische arbeidersbeweging, de bolsjewieken, en alle moeilijkheden die de revolutie in haar verdere verloop heeft ontmoet, alle beroeringen waaraan zij ten prooi is gevallen, zijn dan ook eenvoudig een gevolg van deze noodlottige vergissing. Theoretisch geredeneerd loopt deze doctrine, die zowel door Stampfers Vorwärts [2] als door Kautsky een vrucht van het ‘marxistisch denken’ wordt genoemd, uit op de oorspronkelijke ‘marxistische’ ontdekking dat de socialistische omwenteling een nationale, eigenlijk zelfs een particuliere aangelegenheid is van elke moderne staat afzonderlijk. In de blauwe nevelen van het abstracte schema slaagt een man als Kautsky er natuurlijk in een uitvoerig beeld te schilderen van de kapitalistische connecties in de wereldeconomie, die alle moderne landen tot een samenhangend organisme maken.

Ruslands revolutie - vrucht van de internationale ontwikkeling en de agrarische kwestie - is onmogelijk binnen de grenzen van de burgerlijke maatschappij tot een goed einde te brengen.

In praktisch opzicht neigt deze doctrine ertoe de verantwoordelijkheid van het internationale, en in de eerste plaats van het Duitse proletariaat, voor het lot van de Russische Revolutie van de hand te wijzen, de internationale aspecten van deze revolutie te loochenen. Het verloop van de oorlog en de Russische Revolutie hebben aangetoond dat niet Rusland onrijp was, maar dat het Duitse proletariaat te onrijp was om deze historische taak te volbrengen, en een kritische beschouwing over de Russische Revolutie heeft tot eerste taak om dit in alle duidelijkheid naar voren te brengen. Het verloop van de Russische Revolutie was volledig afhankelijk van de internationale [gebeurtenissen]. Dat de bolsjewieken hun politiek totaal hebben afgestemd op de wereldrevolutie van het proletariaat vormt een schitterend bewijs van hun vooruitziende blik in politicis en hun principiële trouw, de moedige opzet van hun politiek. Hieruit blijkt de ongelooflijk snelle ontwikkeling van het kapitalisme in het afgelopen decennium. De revolutie van 1905-1907 heeft slechts weinig weerklank gevonden in Europa. Zij is dan ook beperkt gebleven tot een eerste hoofdstuk. De voortzetting en oplossing daarvan waren gebonden aan de Europese ontwikkelingen.

Het is duidelijk dat de schat aan ervaringen en lessen niet aan de dag komt door een kritiekloze apologie, maar uitsluitend door grondige, weldoordachte kritiek. Het zou natuurlijk waanzinnig zijn te menen dat bij het eerste wereldhistorische experiment met de dictatuur van de arbeidersklasse, en wel onder de aller-moeilijkste omstandigheden, midden in de wereldbrand, in de chaos van een imperialistische volkenmoord, in de ijzeren greep van de meest reactionaire militaire macht van Europa, terwijl het internationale proletariaat volstrekt te kort schoot, - dat bij een experiment van de arbeidersdictatuur onder dergelijke abnormale omstandigheden nu juist Ruslands doen en laten het toppunt van volmaaktheid zou zijn geweest. Omgekeerd dwingen de elementaire begrippen van de socialistische politiek en het inzicht in haar noodzakelijke historische premissen tot de veronderstelling dat onder dergelijke fatale omstandigheden ook het sterkste idealisme en de meest standvastige revolutionaire energie niet in staat zijn tot democratie of socialisme, maar hooguit tot een machteloze, verwrongen eerste aanzet.

Het is de elementaire plicht van socialisten in alle landen zich deze kwestie met al zijn diepere verbanden en effecten duidelijk voor ogen te stellen; alleen aan de hand van een dergelijk bitter inzicht kan men de mate van de eigen verantwoordelijkheid van het internationale proletariaat voor het lot van de Russische Revolutie beoordelen. Anderzijds komt alleen op die manier de doorslaggevende betekenis van een solidair internationaal optreden van de proletarische revolutionairen tot uiting - als een onmisbare basisvoorwaarde, want anders zouden zelfs de grootste prestaties en de zwaarste offers van het proletariaat in één bepaald land onvermijdelijk verwikkeld raken in een chaos van tegenstrijdigheden en misgrepen.

Het lijdt ook geen twijfel dat de knappe koppen die aan het hoofd staan van de Russische Revolutie, Lenin en Trotski, op hun doornig pad, dat door allerlei gevaren wordt bedreigd, heel wat beslissende stappen hebben gezet met zeer grote innerlijke twijfel en met zeer sterke innerlijke tegenzin, en dat zij in de verste verte niet willen dat hun doen en laten onder bittere dwang, in de kolkende maalstroom van de gebeurtenissen, door de Internationale beschouwd wordt als een verheven voorbeeld van socialistische politiek, dat slechts kritiekloos bewonderd en vlijtig nagevolgd behoort te worden.

Het zou al even verkeerd zijn als men vreesde dat een kritisch onderzoek van de tot nu toe gevolgde weg van de Russische Revolutie een gevaarlijke ondermijning zou betekenen van het aanzien en het fascinerend voorbeeld van het Russische proletariaat, dat als enige de noodlottige traagheid van de Duitse massa zou kunnen overwinnen. Niets is minder waar. De revolutionaire energie van de arbeidersklasse in Duitsland zal nooit kunnen ontwaken als men blijft werken onder de bevoogding van de Duitse sociaaldemocratie zaliger gedachtenis door middel van een soort massasuggestie, door een blind geloof in een of ander vlekkeloos gezag, of het nu gaat om dat van de eigen 'Instanzen’ [de Duitse partij- en vakbondsleiding] of dat van het ‘Russische voorbeeld’. Het Duitse proletariaat kan niet tot historische actie komen door een revolutionaire hoerastemming op te roepen, maar alleen doordat men inzicht krijgt in de griezelige ernst, de gecompliceerde omvang van de taak; de historische actie kan alleen geboren worden vanuit politieke volwassenheid en geestelijke zelfstandigheid, vanuit de kritische oordeelskracht, eigenschappen die door de Duitse sociaaldemocratie onder alle mogelijke voorwendsels tientallen jaren lang systematisch om zeep zijn gebracht. Wanneer men kritisch oordeelt over de Russische Revolutie in haar historisch verband, vormt dat de beste scholing van de Duitse én de internationale arbeidersklasse voor de taken die de momentele situatie stelt.

II

De eerste periode van de Russische Revolutie, vanaf het begin in maart tot aan de omwenteling in oktober, vertoont in algemene trekken precies dezelfde ontwikkelingen als de grote Engelse en de grote Franse Revolutie. Het is het typische wordingsproces van elke grote algemene confrontatie van de revolutionaire krachten die in de schoot van de burgerlijke maatschappij zijn ontwaakt, met de ketenen van de oude maatschappij.

De ontplooiing van de revolutie vertoont, en dat is heel natuurlijk, een stijgende lijn: van een gematigd begin naar een toenemende radicalisatie in het streven, en parallel daarmee de lijn van een coalitie van klassen en partijen naar de alleenheerschappij van de meest radicale partij.

In het allereerste begin, in maart 1917, werd de revolutie aangevoerd door de ‘kadetten’,[3] dat wil zeggen de liberale bourgeoisie. De algehele revolutionaire stormvloed sleurde alles en iedereen met zich mee: de Vierde Doema, het meest reactionaire product van het meest reactionaire vier-klassen kiesstelsel, dat uit de staatsgreep was voortgekomen, [4] veranderde plotseling in een revolutionair orgaan. Alle burgerlijke partijen, inclusief de rechtse nationalisten, vormden plotseling een slagorde die ten strijde trok tegen het absolutisme. Dat sneuvelde dan ook, bijna zonder verzet, als een afgestorven orgaan dat bij de eerste aanraking afvalt. Ook de kortstondige poging van de liberale bourgeoisie om toch nog de dynastie en de troon te redden, is binnen enkele uren op een mislukking uitgelopen. De onstuimige voortgang van de ontwikkelingen legde in enkele dagen of uren afstanden af waarvoor Frankrijk in het verleden decennia nodig had. Hier bleek dat Rusland de resultaten van de Europese ontwikkelingen van een volle eeuw verwerkelijkte en vooral, dat de revolutie van 1917 een rechtstreekse voortzetting vormde van de revolutie van 1905-1907, en niet een geschenk was van de Duitse ‘bevrijders’. De beweging van maart 1917 knoopte precies aan op het punt waar het werk tien jaar daarvoor was afgebroken. De democratische republiek was het voltooide, innerlijk gerijpte product van de allereerste stormloop van de revolutie.

Nu kwam echter de tweede taak, en die was moeilijker. De stuwende kracht van de revolutie was vanaf het begin het stadsproletariaat geweest. De eisen van deze klasse bleven echter niet beperkt tot de politieke democratie, maar richtten zich op de brandende kwestie van de internationale politiek: onmiddellijke vrede. Tegelijkertijd stortte de revolutie zich op de massa in het leger, waar men eveneens onmiddellijke vrede eiste, en op de massa der boeren, die de agrarische kwestie, al sinds 1905 de kern van de revolutie, naar voren schoof. Onmiddellijke vrede en grond - door deze beide eisen ontstond een innerlijke splitsing in de revolutionaire slagorde. De eis van onmiddellijke vrede kwam in zeer fel conflict met de imperialistische neigingen van de liberale bourgeoisie, waarvan Miljoekov de woordvoerder was; de kwestie van de grond was in de eerste plaats een spookbeeld voor de andere vleugel van de bourgeoisie: de landjonkers, maar vormde ook, omdat dit een aanslag op het heilige particuliere bezit betekende, een teer punt voor alle burgerlijke klassen.

Zo begon onmiddellijk na de eerste overwinning van de revolutie een interne strijd met twee brandpunten: vrede en de landbouwgronden. De liberale bourgeoisie begon een tactiek van obstructie en uitvluchten te voeren. De massa der arbeiders, het leger, de boeren drongen steeds heftiger aan. Het lijdt geen twijfel dat ook het lot van de politieke democratie verbonden was met het probleem van de vrede en de agrarische kwestie. De burgerlijke klassen die zich, overspoeld als zij waren door de eerste stormvloed van de revolutie, hadden laten meeslepen tot aan de republikeinse staatsvorm, begonnen alras achterwaartse steunpunten te zoeken en bereidden in het geheim de contrarevolutie voor. De Kozakkenveldtocht van Kaledin tegen Petersburg [5] heeft deze neigingen duidelijk tot uitdrukking gebracht. Als deze aanval met succes was bekroond, zouden niet alleen de vredes- en de agrarische kwestie, maar ook het lot van de democratie, van de republiek zelve bezegeld zijn geweest. Een militaire dictatuur met een schrikbewind, gericht tegen het proletariaat, en vervolgens een terugkeer naar de monarchie zouden het onvermijdelijk gevolg zijn [geweest].

Daaruit blijkt hoe utopisch en in wezen reactionair de tactiek was waardoor de Russische socialisten van de richting van Kautsky, de mensjewieken, zich lieten leiden.

Het is regelrecht verbijsterend om te zien hoe deze nijvere man [Kautsky] in de vier jaar van de wereldoorlog met zijn onvermoeibare schrijverij rustig en methodisch het ene theoretische gat na het andere scheurt in het socialisme, waardoor het er ten slotte uitziet als een zeef zonder één gave plek. De kritiekloze onverstoorbaarheid waarmee zijn volgelingen toezien hoe hun officiële theoreticus vlijtig zijn werk verricht en waarmee zij al zijn nieuwe ontdekkingen slikken zonder een spier te vertrekken, kan alleen vergeleken worden met de onverstoorbaarheid waarmee de volgelingen van Scheidemann en co toezien hoe deze het socialisme in de praktijk stap voor stap uithollen. Deze beide activiteiten vullen elkaar eigenlijk geheel aan, en Kautsky, de officiële tempelwachter van het marxisme, doet sinds het uitbreken van de oorlog in feite zuiver theoretisch hetzelfde als de Scheidemannen in de praktijk: 1. de Internationale, een instrument van de vrede; 2. ontwapening en Volkenbond, nationalisme; en ten slotte 3. democratie, en geen socialisme. [6]

Omdat zij [de mensjewieken] zich hadden vastgebeten in de fictie van het burgerlijk karakter van de Russische Revolutie - daar Rusland immers nog niet rijp zou zijn voor de sociale revolutie - klampten zij zich vol vertwijfeling vast aan de coalitie met de burgerlijke liberalen, dat wil zeggen: een dwangmatige verbintenis van elementen die, omdat zij gespleten waren door de natuurlijke interne ontwikkeling van de revolutie, onderling fel in conflict waren gekomen. Mannen als Axelrod en Dan wilden tot elke prijs samenwerking met klassen en partijen die een zeer zware bedreiging vormden voor de revolutie en haar eerste verworvenheid, de democratie.

In deze situatie moet men de bolsjewistische richting de historische verdienste toekennen dat zij vanaf het eerste begin de enige tactiek geproclameerd en met ijzeren consequentie volgehouden heeft, die de democratie kon redden en de revolutie zou voortstuwen. De volledige macht geheel in handen van de massa der arbeiders en boeren, in handen van de sovjets - dat was inderdaad de enige uitweg uit de impasse waarin de revolutie was terechtgekomen, het was de zwaardslag waarmee de gordiaanse knoop werd doorgehakt, waardoor de revolutie uit de moeilijkheden werd geholpen; daardoor kreeg zij de ruimte om zich ongehinderd verder te ontwikkelen.

Lenins partij was dus de enige in Rusland die de ware belangen van de revolutie in deze eerste periode heeft onderkend, deze partij heeft de revolutie voortgestuwd en is daarom de enige partij geweest die een waarachtig socialistische politiek voerde.

Dat verklaart ook waarom de bolsjewieken, die in het begin van de revolutie als minderheid aan alle kanten verguisd, belasterd en vervolgd werden, binnen de kortste keren de leiding kregen van de revolutie, en de eigenlijke massa, het stadsproletariaat, het leger, de boeren en de revolutionaire elementen in de democratie, de linkervleugel van de Sociaal-Revolutionairen, [7] onder hun banier hebben kunnen verenigen.

De reële situatie van de Russische Revolutie liep na enkele maanden uit op het alternatief: overwinning van de contrarevolutie of dictatuur van het proletariaat, Kaledin of Lenin. Dat was de objectieve situatie die bij elke revolutie ontstaat, zeer snel nadat de eerste opwinding is vervlogen, en die in Rusland ontstaan is vanuit de concrete brandende kwesties aangaande vrede en verdeling van de grond, kwesties die binnen het kader van de ‘burgerlijke’ revolutie geen oplossing konden vinden.

De Russische Revolutie heeft hier slechts de grondwet van elke grote revolutie bevestigd, en deze luidt: de revolutie moet zeer snel en vastberaden doorgevoerd worden, met ijzeren hand moeten alle hindernissen omvergeworpen worden en men moet zich telkens een verder doel stellen, anders wordt men zeer snel teruggeslagen tot achter het zwakke begin en door de contrarevolutie verpletterd. Stilstand, pas op de plaats, tevredenheid met het eerste verwezenlijkte doel, dat alles kent de revolutie niet. En wie bekrompen wijsheden uit de parlementaire oorlog tussen muizen en kikkers wil toepassen op de revolutionaire tactiek geeft slechts blijk van het feit dat de psychologie, de grondwet van de revolutie hem even vreemd is als alle historische ervaring - een boek met zeven zegels.

Het verloop van de Engelse revolutie sinds het begin in 1642. Het was te danken aan de natuurlijke logica dat de zwakke, aarzelende politiek van de presbyterianen, hun schoorvoetende oorlog tegen het koningsgezinde leger, waarbij de presbyteriaanse leiders een beslissende veldslag en een overwinning op Karel I opzettelijk vermeden, de independenten ertoe aanzette de presbyterianen uit het parlement te verdrijven en de macht in handen te nemen. Ook later heeft binnen het leger der independenten de lagere kleinburgerlijke massa der soldaten, de ‘Levellers’ van Lilburne, de stuwende kracht geleverd voor de gehele beweging der independenten, zoals ten slotte de proletarische elementen onder de soldaten, de revolutionaire elementen die het verst willen gaan en in de ‘Digger’-beweging hun uitdrukking vonden, ook weer de zuurdesem van de democratische partij der ‘Levellers’ zijn gaan vormen.

Zonder de mentale invloed van de revolutionaire proletarische elementen op de massa der soldaten, zonder de druk van de democratische soldatenmassa op de burgerlijke bovenlaag van de partij der independenten, zou het nooit zijn gekomen tot de ‘verwijdering’ der presbyterianen uit het Lange Parlement, noch ook tot het triomfantelijk besluit van de oorlog met het royalistische leger en de Schotten, en al evenmin tot het proces en de terechtstelling van Karel I, of de afschaffing van het Hogerhuis en de proclamatie van de republiek.

Hoe is het gegaan in de grote Franse Revolutie? De greep naar de macht van de jakobijnen is hier na vier jaar strijd het enige middel gebleken om de verworvenheden van de revolutie te redden, de republiek te realiseren, het feodalisme te verpletteren, de verdediging van de revolutie zowel naar binnen als naar buiten te organiseren, de samenzweringen van de contrarevolutie de kop in te drukken, de revolutionaire golfbeweging over geheel Europa te verspreiden.

Kautsky en zijn Russische geestverwanten, die wilden dat de Russische Revolutie haar ‘burgerlijke karakter’ van de eerste fase bewaarde, vormen een duidelijk pendant van de Duitse en Engelse liberalen in de vorige eeuw die in de grote Franse Revolutie de bekende twee perioden onderscheiden: de ‘goede’ revolutie van de eerste girondijnse fase, en de ‘slechte’ van na de jakobijnse omwenteling. De oppervlakkige liberale interpretatie van de geschiedenis kon natuurlijk niet begrijpen dat zonder de omwenteling van de ‘mateloze’ jakobijnen ook de eerste schuchtere en halve verworvenheden van de girondijnse fase alras begraven zouden zijn onder de puinhopen van de revolutie, dat het eigenlijke alternatief voor de jakobijnse dictatuur dat de onverbiddelijke historische ontwikkeling in 1793 gesteld had, niet een ‘gematigde’ democratie was, maar - herstel van de Bourbons! De ‘gulden middenweg’ is nu eenmaal bij een revolutie nooit te bewandelen, de natuurwet eist in zo’n situatie een snelle beslissing: de locomotief moet met volle kracht de historische helling tot het uiterste punt nemen, anders rolt zij door eigen massa weer terug naar het dieptepunt van het begin en sleurt zij allen die haar halverwege met zwakke krachten willen tegenhouden, reddeloos mee de afgrond in.

Dat verklaart waarom bij elke revolutie de leiding en de macht alleen veroverd kunnen worden door de partij die de moed heeft leuzen te lanceren die de revolutie voortstuwen, en alle consequenties op zich neemt. Dat verklaart de jammerlijke rol van de mensjewieken, van mensen als Dan, Tseretelli en anderen, die ondanks hun oorspronkelijke grote invloed op de massa na een periode van weifeling, na zich met handen en voeten verzet te hebben tegen macht en verantwoordelijkheid, roemloos van het toneel zijn verdwenen.

Lenins partij was de enige die de plichten en geboden van een waarachtig revolutionaire partij heeft begrepen en door de leuze ‘Alle macht in handen van het proletariaat en de boeren!’ de voortgang van de revolutie heeft verzekerd.

Op die manier hebben de bolsjewieken de befaamde kwestie van de ‘meerderheid van het volk’ opgelost, een kwestie die de Duitse sociaaldemocraten van oudsher als een drukkende last op de borst ligt. Als verstokte pupillen van het parlementaire cretinisme passen zij zonder meer de bekrompen wijsheid uit de parlementaire kinderkamer toe op de revolutie; om besluiten ingang te doen vinden, zou men eerst over een meerderheid moeten beschikken. Dus ook in de revolutie: eerst een ‘meerderheid’ zien te krijgen. De reële dialectiek van revoluties zet dergelijke mollenwijsheid op zijn kop: de weg leidt niet via meerderheid naar revolutionaire tactiek, maar via revolutionaire tactiek naar meerderheid. Alleen een partij die weet hoe men leiding moet geven, dat wil zeggen: voorwaarts streeft, kan stormenderhand aanhangers verwerven. De vastberadenheid waarmee Lenin en zijn kameraden op het kritieke moment de enige leus hebben gelanceerd die de revolutie bevorderde - ‘Alle macht in handen van het proletariaat en de boeren!’ - heeft hen bijna van de ene dag op de andere veranderd van een vervolgde, belasterde, ‘illegale’ minderheid, waarvan de leiders zich gelijk Marat in kelders moesten verbergen, in de absolute meesters van de situatie.

De bolsjewieken hebben ook onmiddellijk het doel van deze machtsgreep geformuleerd als het volledige en meest vergaande revolutionair program: niet bijvoorbeeld beveiliging van de burgerlijke democratie, maar dictatuur van het proletariaat ter verwerkelijking van het socialisme. Zij hebben zich de onvergankelijke historische verdienste verworven als eersten het einddoel van het socialisme te proclameren als een direct program in de praktische politiek.

Wat een partij op een historisch ogenblik kan opbrengen aan moed, energie, visie en revolutionaire consequentie, dat hebben Lenin, Trotski en hun kameraden in ruime mate aan de dag gelegd. De bolsjewieken vertegenwoordigden de revolutionaire eer en daadkracht, waaraan het de Westerse sociaaldemocratie zozeer ontbroken heeft. De omwenteling van oktober betekende niet alleen de feitelijke redding van de Russische Revolutie, maar bij deze gelegenheid is tevens de eer van het internationale socialisme gered.

III

De bolsjewieken zijn de historische erfgenamen van de Engelse levellers en de Franse jakobijnen. De concrete taak die hun te wachten stond na hun verovering van de macht in de Russische Revolutie was echter onvergelijkelijk veel zwaarder dan die van hun historische voorgangers. [01] Natuurlijk was de leuze van een onmiddellijke inbezitneming en verdeling van de gronden door de boeren de kortste, eenvoudigste, meest lapidaire formulering om twee dingen te bereiken: de opheffing van het grootgrondbezit en de vorming van een directe band tussen de boeren en de revolutionaire regering. Als politieke maatregel ter ondersteuning van de proletarisch-socialistische regering was dit een voortreffelijke tactiek. Er zaten helaas twee kanten aan, en de keerzijde van de medaille was dat de onmiddellijke inbezitneming van het land door de boeren niets gemeen heeft met een socialistisch bewind.

De socialistische hervorming van de economische verhoudingen stelt met betrekking tot de agrarische situatie twee voorwaarden. - In de eerste plaats de nationalisatie van het grootgrondbezit, omdat dit technisch gesproken de meest progressieve concentratie vormt van agrarische productiemiddelen en methoden, en omdat alleen zoiets kan dienen als uitgangspunt voor een socialistisch bewind op het platteland. Aangezien men de kleine boeren natuurlijk hun lapje grond niet hoeft te ontnemen en men mag aannemen dat zij zich door de voordelen van het collectieve bedrijf vrijwillig laten winnen voor de methode van de coöperatie en vervolgens voor de overgang naar een algehele collectieve bedrijfsvoering, moet elke socialistische economische hervorming op het platteland vanzelfsprekend beginnen bij groot- en middelgrootgrondbezit. Het eigendomsrecht moet eerst en vooral worden overgedragen aan de natie of, wat bij een socialistische regering op hetzelfde neerkomt, aan de staat; alleen op die manier kan men de agrarische productie organiseren naar socialistische inzichten in ruimer verband.

In de tweede plaats is een dergelijke hervorming echter alleen mogelijk als de scheiding tussen boerenbedrijf en industrie, een verschijnsel dat typerend is voor de burgerlijke maatschappij, wordt opgeheven om plaats te maken voor een wederzijds doordringen en een wederzijdse versmelting, één grote organisatie van zowel agrarische als industriële productie naar coherente inzichten. Hoe de exploitatie in de praktijk ook tot stand komt, door de stadsgemeenten, zoals sommigen voorstellen, of vanuit de gecentraliseerde staat - in elk geval moet er een coherente, vanuit het centrum geleide hervorming plaatsvinden, en voorwaarde daarvoor is de nationalisatie van de gronden. Nationalisatie van groot- en middelgrootgrondbezit, en eenwording van industrie en boerenbedrijf, dat zijn de twee fundamentele punten van elke socialistische economische hervorming, die absoluut noodzakelijk zijn om het socialisme te realiseren.

Dat de Sovjetregering van Rusland deze gigantische hervormingen niet heeft uitgevoerd - wie kan hun dat verwijten! Het zou kwalijk zijn van Lenin en zijn kameraden te eisen of te verwachten dat zij in de korte periode van hun bewind, midden in de woeste maalstroom van interne en externe strijd, van alle kanten bedreigd door talloze vijanden en tegenkrachten, een van de moeilijkste, wij kunnen zelfs zeggen de moeilijkste taak van de socialistische omwenteling zouden oplossen of zelfs een eerste begin daarmee zouden maken! Ook wij zullen, als wij eenmaal aan de macht zijn in het Westen, zelfs onder de gunstigste voorwaarden, menige tand stukbijten op deze harde noot voordat wij ook maar de eenvoudigste van de talloze gecompliceerde problemen van deze gigantische taak hebben opgelost!

Een socialistische regering die de macht in handen heeft gekregen, moet echter in elk geval één ding doen: maatregelen treffen die in de richting gaan van deze fundamentele voorwaarden voor een latere socialistische hervorming van de agrarische verhoudingen, en zij moet in elk geval alles vermijden wat dergelijke maatregelen onmogelijk maakt.

Het parool dat de bolsjewieken gelanceerd hebben: onmiddellijke inbezitneming en verdeling van de gronden door de boeren, moest echter precies in tegengestelde richting werken. Het is niet alleen geen socialistische maatregel, maar maakt een dergelijke maatregel tevens onmogelijk en legt de omvorming van de agrarische verhoudingen in socialistische zin onoverkomelijke moeilijkheden in de weg.

De inbezitneming der landerijen door de boeren op basis van de korte, lapidaire leuze van Lenin en zijn vrienden: ‘Gaat heen en neemt het land in bezit!’ heeft eenvoudig geleid tot een onverhoedse, chaotische overgang van grootgrondbezit naar grondbezit der boeren. Geschapen is niet eigendom van de gemeenschap, maar nieuwe particuliere eigendom: het grootgrondbezit is verkaveld in middelgroot en klein grondbezit, het relatief progressieve grootbedrijf in primitief kleinbedrijf, waar in technisch opzicht gewerkt wordt met middelen uit de tijd der farao’s. En dat is nog niet alles: door deze maatregel en door de chaotische, zuiver willekeurige manier waarop deze is uitgevoerd, zijn de verschillen in eigendom op het platteland niet geëlimineerd, maar slechts verscherpt. Hoewel de bolsjewieken de boerenstand hebben opgeroepen, boerencomités te vormen om de overname van de adellijke gronden op de een of andere manier als collectieve actie uit te voeren, is duidelijk gebleken dat dit algemene advies niets heeft kunnen veranderen aan de reële gang van zaken of de reële machtsverhoudingen op het platteland. Met of zonder comité hebben de rijke boeren en woekeraars, die de dorpsbourgeoisie vormden en in alle Russische dorpen eigenlijk de plaatselijke macht in handen hebben, kennelijk het meest geprofiteerd van de agrarische revolutie. Iedereen kan op zijn vingers natellen dat het resultaat van de verdeling van de gronden de sociale en economische ongelijkheid onder de boeren niet uit de weg geruimd heeft, maar deze slechts heeft doen toenemen en de klassentegenstellingen op het platteland heeft verscherpt. Deze verschuiving van de macht heeft zeer bepaald in het nadeel van de proletarische en socialistische belangen gewerkt.

Lenins toespraak over de noodzaak van centralisatie in de industrie, nationalisatie van banken, handel en industrie. Waarom niet van de landbouwgronden? Op dat punt integendeel decentralisatie en particuliere eigendom.

Lenins eigen agrarisch program van vóór de revolutie was anders. De befaamde leuze is overgenomen van de veelgesmade Sociaal-Revolutionairen of liever van de spontane beweging onder de boeren.

Om socialistische beginselen in te voeren in de agrarische verhoudingen heeft de Sovjetregering nu getracht agrarische communes te stichten met proletariërs - voornamelijk werkloze elementen uit de steden. Men mag echter reeds bij voorbaat aannemen dat de resultaten van deze inspanningen, in verhouding tot de gehele omvang van de agrarische verhoudingen, zeer beperkt zullen blijven en van nul en gener waarde zijn voor de beoordeling van deze kwestie. [02] (Nadat men het grootgrondbezit, het beste aanknopingspunt voor de socialistische economie, in kleine bedrijven uiteen heeft laten vallen, probeert men vanuit kleine kernen communistische modelbedrijven op te bouwen.) Onder de gegeven omstandigheden kunnen deze communes slechts aanspraak maken op de waarde van een experiment, zij vormen geen grote sociale hervorming.

Vroeger hadden zich op het platteland slechts een kleine kaste van adellijke en kapitalistische grootgrondbezitters en een kleine minderheid van de rijke dorpsbourgeoisie verzet tegen een socialistische hervorming, en hun onteigening zou kinderspel zijn geweest voor een revolutionaire volksmassa. Nu, na de ‘inbezitneming’, wordt elke socialistische socialisatie van de landbouweconomie afgewezen door een vijandige, zeer sterk gegroeide massa van boeren met eigen grond, die hun nieuw bezit met hand en tand zullen verdedigen tegen elke aanslag van socialistische zijde. De kwestie van de toekomstige socialisatie van het boerenbedrijf, dat wil zeggen: van alle vormen van productie in Rusland, is nu veranderd in een kwestie van tegenstellingen en strijd tussen het proletariaat in de steden en de massa der boeren. Hoezeer deze tegenstellingen zich reeds hebben toegespitst, blijkt uit de boycot der boeren ten opzichte van de steden: zij leveren geen levensmiddelen, zij willen ermee woekeren, net als de Pruisische jonkers. De kleine Franse boeren zijn de dapperste verdedigers van de grote Franse Revolutie geworden omdat deze hun het geconfisqueerde land van de emigranten had geschonken. Als soldaten van Napoleon hebben zij Frankrijk de overwinning gebracht, zijn zij door Europa getrokken en hebben zij in het ene land na het andere het feodalisme uit de weg geruimd. Lenin en zijn vrienden hadden mogelijk een dergelijk effect verwacht van hun agrarische leuzen. De Russische boeren hebben echter, nadat zij op eigen gezag het land in bezit hadden genomen, er geen seconde over gepiekerd Rusland en de revolutie waaraan zij hun land te danken hadden, te verdedigen. Zij klampten zich vast aan hun nieuwe bezit en lieten de revolutie over aan haar vijanden, de staat aan het verval, de stedelingen aan de honger.

Lenins agrarische hervormingen hebben op het platteland een nieuwe, machtige volksgroep van vijanden van het socialisme geschapen, en deze klasse zal zich veel feller en hardnekkiger verzetten dan de kaste der adellijke grootgrondbezitters.

Dat de militaire nederlaag is overgegaan in het verval en de ondergang van Rusland is voor een deel de schuld van de bolsjewieken. Deze objectieve problemen zijn door de bolsjewieken zelf nog in hevige mate verscherpt door een leuze die zij in hun politiek naar voren geschoven hebben: het zogenaamde zelfbeschikkingsrecht der naties, ofwel, en dat is de eigenlijke inhoud van deze frase: het uiteenvallen van Rusland als staat. De telkens weer met doctrinaire hardnekkigheid herhaalde formule van het recht der verschillende nationaliteiten binnen het Russische rijk om zelfstandig hun lot te bepalen, ‘inclusief losmaking uit de Russische staat’, was een typische strijdkreet van Lenin en zijn kameraden tijdens hun oppositie tegen de oorlog, die verdedigd werd door Miljoekov en Kerenski; het was de kern van hun binnenlandse politiek na de oktoberomwenteling en vormde het platform van de bolsjewieken in Brest-Litovsk, het enige wapen dat zij konden hanteren tegen de machtspositie van het Duitse imperialisme.

Frappant bij de hardnekkigheid en starre consequentie waarmee Lenin en zijn kameraden aan deze leuze vasthielden, is vooral dat deze in scherp contrast [staat] zowel met hun voor het overige zo duidelijke centralisme in de politiek, als met hun houding tegenover andere democratische beginselen. Terwijl zij tegenover de Constituerende Vergadering, het algemeen kiesrecht, de vrijheid van drukpers en vergadering, kortom tegenover het totale apparaat van fundamentele democratische vrijheden van het volk, die samen het ‘zelfbeschikkingsrecht’ binnen Rusland zelf vormden, een zeer koele minachting aan de dag legden, behandelden zij het zelfbeschikkingsrecht der nationaliteiten als een kostbaar kleinood van de democratische politiek, terwille waarvan alle praktische, reële kritiek moest zwijgen. Terwijl zij zich totaal niet hadden laten imponeren door de volksstemming voor een Constituerende Vergadering - een stemming op grond van het meest democratische kiesrecht ter wereld en gehouden in de volle vrijheid van een volksrepubliek - en op grond van zeer nuchtere kritische overwegingen de resultaten ervan van nul en gener waarde verklaarden, bepleitten zij in Brest het ‘plebisciet’ van de vreemde naties in Rusland aangaande de vraag tot welke staat zij wilden behoren, als het ware palladium van alle vrijheid en democratie, als de onvervalste kwintessens van de volkswil en als de hoogste, beslissende instantie in alle kwesties aangaande het politieke lot der naties.

De tegenstrijdigheid die hier aan het licht komt, is des te onbegrijpelijker omdat het bij democratische vormen van het politieke leven in ieder land, zoals wij nog zullen zien, inderdaad om zeer waardevolle, onmisbare fundamenten van de socialistische politiek gaat, terwijl het befaamde ‘zelfbeschikkingsrecht der naties’ niet meer is dan holle, kleinburgerlijke fraseologie en humbug.

Wat houdt dat recht immers in? Een van de grondbeginselen van de socialistische politiek luidt dat zij alle vormen van onderdrukking bestrijdt, óók de onderdrukking van het ene volk door het andere.

Als desondanks anders zo nuchtere en kritische politici als Lenin, Trotski en hun vrienden, die allerlei utopische frasen als ontwapening, Volkenbond en dergelijke afdoen met een ironisch schouderophalen, plotseling een holle frase van precies hetzelfde kaliber regelrecht tot hun stokpaardje verheffen, dan gebeurt dat, volgens ons, vanuit een zeker politiek opportunisme. Lenin en zijn kameraden hebben er kennelijk op gerekend dat dit waarschijnlijk het beste middel was om de vele vreemde nationaliteiten in de schoot van het Russische rijk te binden aan de zaak van de revolutie, aan de zaak van het socialistische proletariaat: dat men hun uit naam van de revolutie en het socialisme de grootste, volstrekt onbeperkte vrijheid schonk om over hun eigen lot te beschikken. Dit was analoog aan de politiek der bolsjewieken tegenover de boeren, wier landhonger bevredigd moest worden door de leuze van de directe inbezitneming van de adellijke gronden, waardoor zij trouw zouden blijven aan de banier van de revolutie en aan de proletarische regering. In beide gevallen echter, is helaas een volkomen misrekening in het spel gebleken. Lenin en zijn kameraden hadden kennelijk verwacht dat zij als voorvechters van de nationale vrijheid, ‘inclusief losmaking uit de Russische staat’, Finland, de Oekraïne, Polen, Litouwen, de Baltische landen, de Kaukasiërs enzovoort tot evenzovele trouwe bondgenoten van de Russische Revolutie zouden maken, maar het tegendeel bleek waar: elk van deze ‘naties’ gebruikte deze nieuw verkregen vrijheid om zich als doodsvijand van de Russische Revolutie aan te sluiten bij het Duitse imperialisme en droeg onder bescherming daarvan de banier van de contrarevolutie tot in Rusland zelve. Het intermezzo met de Oekraïne in Brest, [8] dat tot een definitieve ommekeer in de onderhandelingen en in de totale binnen- en buitenlandse politiek der bolsjewieken heeft geleid, vormt hiervan een voorbeeld bij uitnemendheid. Het gedrag van Finland, Polen, Litouwen, de Baltische landen en de Kaukasische naties toont zeer overtuigend aan dat wij hier niet te maken hebben met een toevallige uitzondering, maar met een typerend verschijnsel.

In al deze gevallen zijn het weliswaar niet de ‘naties’ geweest die zo’n reactionaire politiek voerden, maar alleen de burgerlijke en kleinburgerlijke klassen, die in scherp contrast tot de eigen proletarische massa het ‘nationale zelfbeschikkingsrecht’ veranderd hebben in een instrument van contrarevolutionaire klassenpolitiek. Maar - en dat is de kern van het probleem - het ligt juist aan het utopisch-kleinburgerlijke karakter van deze nationalistische frase dat zij in de harde realiteit van de klassenmaatschappij, en bovendien in een periode van zeer scherp toegespitste tegenstellingen, domweg verandert in een instrument voor de burgerlijke klassenheerschappij. De bolsjewieken hebben met schade en schande voor zichzelf en voor de revolutie moeten leren dat er onder de heerschappij van het kapitalisme geen zelfbeschikkingsrecht van de ‘natie’ kan bestaan, dat in een klassenmaatschappij elke klasse van het volk op een andere manier naar ‘zelfbeschikking’ streeft, dat voor de burgerlijke klassen het standpunt van de nationale vrijheid volstrekt verdwijnt achter dat van de klassenheerschappij. De Finse burgerij en de kleine bourgeoisie in de Oekraïne gaven eensgezind de voorkeur aan de Duitse despotie boven nationale vrijheid, als deze laatste verbonden bleek met de gevaren van het ‘bolsjewisme’.

Men had gehoopt deze reële klassenverhoudingen door de ‘plebiscieten’, waar in Brest alles om draaide, te veranderen in hun tegendeel, en men had vertrouwd op de revolutionaire massa om een meerderheid te krijgen voor aansluiting bij de Russische Revolutie, maar als Lenin en Trotski dat serieus bedoeld hebben, was dat een onbegrijpelijk optimisme, en als het slechts als tactische degenstoot in het duel met de Duitse machtspolitiek was bedoeld, was het een gevaarlijk spelen met vuur. Ook zonder de Duitse militaire bezetting zou het befaamde ‘plebisciet’, als het in de grenslanden daartoe was gekomen, door de stemming onder de boeren en grote groepen nog steeds onverschillige proletariërs, door de reactionaire neigingen van de kleine burgerij en de talloze middelen ter beïnvloeding van de kant van de bourgeoisie, naar alle waarschijnlijkheid overal een resultaat hebben opgeleverd waaraan de bolsjewieken weinig plezier hadden beleefd. Bij dergelijke plebiscieten over nationale vraagstukken mag men immers als vaste regel aannemen dat de heersende klassen ze weten te verhinderen als dat in hun kraam te pas komt, of dat zij, als ze toch plaatsvinden, de resultaten weten te beïnvloeden door alle middelen en middeltjes die ook maken dat wij via het plebisciet het socialisme niet kunnen invoeren.

Het feit alleen al dat de kwestie van het nationale streven met zijn particulariteiten middenin de revolutionaire strijd werd geworpen en zelfs door de vrede van Brest op de voorgrond geschoven is en tot sjibbolet van de socialistische en revolutionaire politiek is bestempeld, heeft de grootste verwarring gezaaid in de gelederen van het socialisme en de positie van het proletariaat, juist in de grenslanden, geschokt. In Finland had het socialistische proletariaat, zolang het als onderdeel van de solidaire revolutionaire slagorde van Rusland streed, reeds een overheersende machtspositie veroverd; het had de meerderheid veroverd in de volksvertegenwoordiging, in het leger, het had de bourgeoisie al haar macht ontnomen en was in eigen land meester van de situatie. De Russische Oekraïne was in het begin van deze eeuw, toen de zotternijen van het ‘Oekraïense nationalisme’ met de ‘karboventsen’ en de ‘universalen’ [9] en Lenins stokpaardje, een ‘zelfstandige Oekraïne’, nog niet waren uitgevonden, een bolwerk van de Russische revolutionaire beweging. Van daaruit, uit Rostov, uit Odessa, uit het Donetsgebied, vloeiden reeds omstreeks 1902-1904 de eerste lavastromen van de revolutie, waardoor geheel Zuid-Rusland een vlammenzee werd, als voorbereiding op de uitbarsting van 1905; iets dergelijks vond ook plaats tijdens de huidige revolutie, waar het Zuidrussische proletariaat de elitetroepen van de proletarische slagorde heeft gevormd. Polen en de Baltische landen waren sinds 1905 de machtigste en betrouwbaarste haarden van de revolutie waarin het socialistische proletariaat een overheersende rol speelde.

Hoe komt het dat in al die landen plotseling de contrarevolutie triomfeert? De nationalistische beweging heeft hier het proletariaat losgeweekt van Rusland, waardoor het verlamd is en uitgeleverd aan de nationalistische bourgeoisie in de grenslanden. De bolsjewieken hebben hier hun zuiver internationalistische klassenpolitiek, die zij anders zo fel verdedigen, losgelaten, zij hebben niet gestreefd naar een zo hecht mogelijke bundeling van alle revolutionaire krachten in het gehele rijksgebied, zij hebben de integriteit van het Russische rijk als revolutionair gebied niet met hand en tand verdedigd, zij hebben de saamhorigheid en onafscheidbaarheid van de proletariërs van alle naties binnen het bereik van de Russische Revolutie niet als hoogste politiek doel gesteld tegenover alle particuliere nationalistische strevingen; in plaats daarvan hebben zij door hun holle nationalistische frasen over ‘zelfbeschikkingsrecht inclusief losmaking uit de Russische staat’ juist de bourgeoisie in alle grenslanden het gewenste, schitterende voorwendsel, ja zelfs de banier in handen gegeven voor haar contrarevolutionaire pogingen. In plaats van de proletariërs in de grenslanden te waarschuwen voor alle vormen van separatisme, omdat dit een zuiver burgerlijke valstrik is, en in plaats van het separatistische streven met vaste hand, in dit geval waarachtig naar de geest van de proletarische dictatuur, in de kiem te smoren, hebben zij de massa in alle grenslanden door hun leuze in verwarring gebracht en haar uitgeleverd aan de demagogie van de burgerlijke klassen. Door het nationalisme te steunen hebben zij het verval van Rusland teweeggebracht, voorbereid en daardoor de eigen vijanden het mes in handen gegeven dat zij de Russische Revolutie in het hart zouden stoten.

Overigens, zonder de hulp van het Duitse imperialisme, zonder ‘de Duitse geweerkolven in Duitse vuisten’, waarover Kautsky’s Neue Zeit schreef, waren de Ljoebinski’s en andere kleine schurken in de Oekraïne noch de Erichs en de Mannerheims in Finland en de Baltische baronnen er nooit in geslaagd de socialistische massa der proletariërs in hun land onder de duim te houden. Het nationale separatisme was echter het paard van Troje, waarmee de Duitse ‘kameraden’ met bajonetten in de vuist al die genoemde landen zijn binnengetrokken. De reële klassentegenstellingen en de militaire machtsverhoudingen hebben de interventie van Duitsland veroorzaakt. De bolsjewieken daarentegen hebben de ideologie geleverd, de ideologie die deze veldtocht van de contrarevolutie verhulde, zij hebben de positie van de bourgeoisie versterkt en die van het proletariaat verzwakt. Het beste bewijs vormt de Oekraïne, die zo’n noodlottige rol zou spelen in de ontwikkeling van de Russische Revolutie. Het Oekraïense nationalisme was in Rusland iets heel anders dan bijvoorbeeld het Tsjechische, Poolse of Finse nationalisme: het was niet meer dan een gril, de idioterie van een paar dozijn kleinburgerlijke intellectuelen, zonder ook maar enigszins verankerd te zijn in de economische, politieke of intellectuele verhoudingen in het land, zonder enige historische traditie, omdat de Oekraïne nooit een eigen natie of staat had gevormd, en al evenmin een nationale cultuur, afgezien van de reactionair-romantische verzen van Sjevtsjenko. Het is hetzelfde als wanneer op een goede dag de bevolking van de Waterkant [10] op grond van Fritz Reuter een nieuwe Platduitse natie en een zelfstandige staat zou willen stichten! En deze lachwekkende klucht van enkele hoogleraren en studenten hebben Lenin en zijn kameraden door hun doctrinaire agitatie met ‘zelfbeschikkingsrecht inclusief enzovoort’ kunstmatig opgeblazen tot een politieke factor. Zij hebben wat aanvankelijk een klucht was zo ernstig genomen, dat de klucht bloedige ernst werd: niet een serieuze nationale beweging, waarvoor nog steeds geen basis is, maar een uithangbord en een vlag waaronder de contrarevolutionairen zich kunnen verenigen! Uit dit windei zijn in Brest de Duitse bajonetten te voorschijn gekropen.

Frasen hebben in de geschiedenis van de klassenstrijd soms een zeer reële betekenis. Het is het noodlot van het socialisme dat het in deze wereldoorlog ertoe bestemd was ideologische voorwendsels voor de contrarevolutionaire politiek te leveren. De Duitse sociaaldemocratie haastte zich bij het uitbreken van de oorlog de rooftocht van het Duitse imperialisme te tooien met een ideologisch schild uit de rommelkamer van het marxisme, en verklaarde dat deze oorlog de bevrijdingsveldtocht tegen het Russische tsarisme was, waarnaar onze oude leermeesters in 1848 zo vurig hadden verlangd. De tegenvoeters van de regerende socialisten, de bolsjewieken, hebben hun frase over de ‘zelfbeschikking’ tot koren op de molen van de contrarevolutie gemaakt, waardoor zij niet alleen een ideologie leverden om de Russische Revolutie zelf te smoren, maar ook aan de voorgenomen contrarevolutionaire liquidatie van de gehele wereldoorlog. Wij hebben alle reden om deze politiek van de bolsjewieken aan een zeer grondig onderzoek te onderwerpen. Het ‘zelfbeschikkingsrecht der naties’ vormt samen met de Volkenbond en de ontwapening die Wilson ons in zijn goedertierenheid heeft geschonken, de strijdkreet die de aanstaande confrontatie tussen het internationale socialisme en de burgerlijke wereld zal begeleiden. Het is zonneklaar dat de leuze van het zelfbeschikkingsrecht en de nationale beweging in het algemeen, die op het ogenblik het grootste gevaar vormt voor het internationale socialisme, juist door de Russische Revolutie en de onderhandelingen in Brest sterk gesteund zijn. Wij zullen ons nog uitvoerig moeten bezighouden met deze gedachten. Het tragische lot van deze fraseologie in de Russische Revolutie, waar de bolsjewieken verward zijn geraakt in haar dorens en zich bloedig hebben geschramd, moet voor het internationale proletariaat een waarschuwend voorbeeld zijn.

Dit alles had de dictatuur van Duitsland tot gevolg. Van de vrede van Brest tot het ‘aanvullende verdrag’! [11] De tweehonderd zoenoffers in Moskou. [12] In deze situatie zijn de terreur en de onderdrukking van de democratie ontstaan.

IV

Wij zullen dit aan de hand van enkele voorbeelden nader onderzoeken.

Zeer belangrijk voor de politiek der bolsjewieken is de bekende ontbinding van de Constituerende Vergadering in november 1917 geweest. [13] Deze maatregel bleek van beslissende betekenis voor de latere positie van de bolsjewieken, in zekere zin was dit het keerpunt van hun tactiek. Tot aan hun overwinning in oktober hadden Lenin en zijn kameraden met kracht het bijeenroepen van de Constituerende Vergadering geëist; juist de obstructiepolitiek van de regering Kerenski in deze kwestie was een van de punten waarop de bolsjewieken deze regering aanklaagden en gaf aanleiding tot de heftigste debatten. Trotski zegt zelfs in zijn interessante brochure Van de Oktoberrevolutie tot het vredesverdrag van Brest dat de omwenteling van oktober eigenlijk ‘de redding van de Constituante’ is geweest, en trouwens van de gehele revolutie. ‘En toen wij zeiden,’ zo vervolgt hij, ‘dat de toegang naar de Constituerende Vergadering niet liep via het voorparlement van Tseretelli, maar via de machtsgreep van de sovjets, meenden wij dat volkomen oprecht.'

Maar na deze aankondigingen was de eerste maatregel van Lenin na de Oktoberrevolutie de verdrijving van dezelfde Constituerende Vergadering waartoe de revolutie een weg had moeten banen. Welke redenen zijn aan te voeren voor deze verbluffende ommekeer? Trotski spreekt hierover uitvoerig in zijn genoemde brochure, en wij herhalen hier zijn argumenten: [14]

Dat klinkt allemaal prachtig en zeer overtuigend. Alleen vraagt men zich verbaasd af waarom zulke intelligente lieden als Lenin en Trotski uit de bovengenoemde feiten niet de voor de hand liggende conclusie hebben getrokken. Aangezien de Constituerende Vergadering lang voor het beslissende keerpunt, de Oktoberrevolutie, gekozen was en de samenstelling een weerspiegeling vormde van het achterhaalde verleden, [15] en niet van de nieuwe situatie, moet men toch concluderen dat hun niets anders te doen stond dan deze verjaarde, dus doodgeboren Constituerende Vergadering naar huis te sturen en onverwijld nieuwe verkiezingen voor een nieuwe Constituante uit te schrijven! Zij wilden en mochten het lot van de revolutie niet toevertrouwen aan een vergadering die het Rusland van gisteren, van Kerenski weerspiegelde, de periode van weifeling en van de coalitie met de bourgeoisie. Welnu, dan bleef er maar één ding over: in plaats daarvan onmiddellijk een vergadering bijeen te roepen uit het vernieuwde Rusland, dat zich verder ontwikkeld had.

In plaats daarvan leidt Trotski uit de specifieke onvolmaaktheid van de in oktober bijeengekomen Constituerende Vergadering af dat elke Constituerende Vergadering overbodig is en generaliseert hij zelfs dat geen enkele volksvertegenwoordiging die via algemene verkiezingen tijdens de revolutie is ontstaan, kan deugen.

‘Dank zij de openlijke, directe strijd om de regeringsmacht krijgen de werkende massa’s in zeer korte tijd veel politieke ervaring en gaan zij in hun ontwikkeling snel van de ene fase in de andere over. Het trage mechanisme van democratische instellingen kan deze ontwikkeling niet bijhouden, en dat wordt alleen maar erger als het land uitgestrekt is en het technisch apparaat onvolmaakt’ (Trotski, p. 93).

Hier is al sprake van het ‘mechanisme van democratische instellingen in het algemeen’. Wij moeten in de eerste plaats naar voren brengen dat deze taxatie van vertegenwoordigende lichamen een enigszins schematische, starre opvatting weergeeft, die nadrukkelijk wordt tegengesproken door de historische ervaring van alle revolutionaire perioden. Volgens Trotski’s theorie weerspiegelt elke gekozen vergadering steeds uitsluitend de geestesgesteldheid, politieke rijpheid en stemming van de kiezers op het moment dat zij ter stembus gaan. Het democratische lichaam weerspiegelt volgens deze redenering steeds de massa op de verkiezingsdatum, precies zoals Herschels sterrenhemel ons nooit de hemellichamen laat zien zoals zij zijn wanneer wij ernaar kijken, maar zoals zij waren op het moment dat zij hun lichtboden uit onmetelijke verten naar de aarde zonden. Elk levend geestelijk verband tussen de personen die gekozen worden en de kiezers, elke aanhoudende wisselwerking tussen hen wordt hier geloochend.

Hoezeer is dat in strijd met alle historische ervaring! Deze toont juist aan dat het levende fluïdum van de volksstemming voortdurend de vertegenwoordigende lichamen omspoelt, erin doordringt, er richting aan geeft. Hoe zou het anders mogelijk zijn dat wij in alle burgerlijke parlementen af en toe de allervermakelijkste capriolen van ‘volksvertegenwoordigers’ beleven? Plotseling geïnspireerd door een ‘nieuwe geest’ laten zij volkomen onverwachte geluiden horen, de meest uitgedroogde mummies onder hen doen bij tijd en wijle alsof ze jong zijn en verschillende Scheidemannetjes ontdekken in hun innerlijk plotsklaps revolutionaire geluiden - precies op het moment dat het onrustig is in fabrieken en werkplaatsen en in de straten.

Zou deze aanhoudende, levende invloed van de stemming en de politieke rijpheid van de massa op de gekozen lichamen nu juist tijdens een revolutie niet van kracht blijken binnen het starre schema van partijprogramma’s en stembiljetten? Integendeel! Juist de revolutie creëert door haar brandende gloed de ijle, vibrerende, ontvankelijke politieke sfeer, waarin de golven van de stemming onder het volk, de polsslag van het volksleven een onmiddellijk en wonderbaarlijk effect hebben op de vertegenwoordigende lichamen. Daarop berusten immers steeds de bekende indrukwekkende scènes uit het beginstadium van elke revolutie, als oude reactionaire of uiterst gematigde parlementen, die onder het oude regime zijn gekozen via een beperkt kiesrecht, plotseling veranderen in heldhaftige woordvoerders van de omwenteling, in mensen die zich door storm en drang laten leiden. Een klassiek voorbeeld is het beroemde Lange Parlement in Engeland, dat in 1642 gekozen en bijeengekomen was en zeven jaar op zijn post bleef, en waar alle wisselingen van stemming onder het volk [weerspiegeld werden], van politieke rijpheid, van splitsing tussen de klassen, van de ontwikkeling van de revolutie tot aan haar hoogtepunt, van de devote schermutselingen met de kroon in het begin, met een geknielde ‘speaker’, tot aan de afschaffing van het Hogerhuis, de terechtstelling van Karel I en de proclamatie van de republiek.

En heeft deze zelfde wonderbaarlijke metamorfose zich niet ook herhaald in de Staten-Generaal van Frankrijk, in het via censuskiesrecht gekozen parlement van Louis-Philippe, en zelfs - het laatste frapperende voorbeeld ligt voor Trotski wel zeer voor de hand - in de Vierde Russische Doema, die in het jaar onzes Heren 1912 gekozen is onder de meest starre heerschappij van de contrarevolutie, maar in februari 1917 de aandrift tot een omwenteling voelde en het uitgangspunt is geworden voor de revolutie?

Dat alles wijst erop dat het ‘trage mechanisme van democratische [instellingen]’ uitstekend gecorrigeerd kan worden - namelijk door de levende beweging van de massa, door de onophoudelijke druk die zij uitoefent. En hoe democratischer de instelling is, hoe levender en sterker de polsslag van het politieke leven onder de massa is, des te directer en nauwkeuriger is het effect - ondanks starre partijprogramma’s, verouderde stembiljetten enzovoort. Natuurlijk, elke democratische instelling heeft haar beperkingen en tekortkomingen, en die heeft zij waarschijnlijk gemeen met alle menselijke instellingen. Het geneesmiddel echter dat Trotski en Lenin gevonden hebben, de totale liquidatie van de democratie, is erger dan de kwaal: het dempt namelijk de levende bron, die als enige alle aangeboren tekortkomingen van maatschappelijke instellingen kan corrigeren: het actieve, ongeremde, energieke politieke leven van de volksmassa’s in de ruimste betekenis.

Laten wij een ander frappant voorbeeld noemen: het kiesrecht zoals dat door de Sovjetregering is uitgewerkt. Het is niet geheel duidelijk welke praktische betekenis aan dit kiesrecht moet worden toegekend. Uit de kritiek van Trotski en Lenin op de democratische instellingen blijkt dat zij volksvertegenwoordigingen op grond van algemene verkiezingen fundamenteel afwijzen, dat zij uitsluitend willen steunen op de sovjets. Waarom dan nog een algemeen kiesrecht is uitgewerkt, is eigenlijk niet duidelijk. Wij weten ook niet of dit kiesrecht op de een of andere manier gerealiseerd is; van verkiezingen voor enige volksvertegenwoordiging op grond daarvan hebben wij niets vernomen. Meer voor de hand ligt het vermoeden dat het gebleven is bij een theoretisch product, rechtstreeks afkomstig van de vergadertafel; maar in zijn huidige vorm is het een hoogst merkwaardig product van de bolsjevistische dictatuurtheorie. Elke vorm van kiesrecht, elk politiek recht trouwens, kan men niet afmeten aan bepaalde abstracte schema’s van ‘rechtvaardigheid’ en andere burgerlijk-democratische frasen, maar alleen aan de sociale en economische verhoudingen waarop het is afgestemd. Het kiesrecht dat de Sovjetregering heeft uitgewerkt, is afgestemd op de overgangsperiode van de burgerlijk-kapitalistische maatschappijvorm naar de socialistische, op de periode van de proletarische dictatuur. Volgens de interpretatie die Lenin-Trotski van deze dictatuur geven, wordt het kiesrecht alleen toegekend aan degenen die leven van eigen arbeid, en wordt het alle anderen onthouden. [16]

Het is duidelijk dat een dergelijk algemeen kiesrecht alleen zin heeft in een maatschappij die ook in economisch opzicht in staat is allen die willen werken een behoorlijk menswaardig bestaan van eigen arbeid te garanderen. Is het van toepassing op het tegenwoordige Rusland? Gezien de onvoorstelbare problemen waarmee Sovjet Rusland worstelt nu het van de wereldmarkt en zijn belangrijkste grondstoffenleveranciers is afgesneden, gezien de algemene, verschrikkelijke ontreddering van het economisch leven, gezien de plotselinge omwenteling in de productieverhoudingen als gevolg van de veranderingen in de eigendomsverhoudingen, zowel in het boerenbedrijf als in industrie en handel, ligt het voor de hand dat ontelbare mensen van de ene dag op de andere totaal ontworteld zijn, van hun ankers losgeslagen, zonder objectieve kans hun arbeidskracht aan te wenden binnen het economische mechanisme. Daarmee bedoelen wij niet alleen de klasse der kapitalisten en grootgrondbezitters, maar ook de grote groep van de kleine middenstand en de arbeidersklasse zelf. Het is immers een feit dat de inkrimping van de industrie een massale afvloeiing van het stadsproletariaat naar het platteland tot gevolg heeft gehad, waar het onderdak tracht te vinden bij het boerenbedrijf. Onder dergelijke omstandigheden is een politiek kiesrecht dat een algemene arbeidsdwang als economische voorwaarde heeft, een volstrekt onbegrijpelijke maatregel. De bedoeling is alleen de uitbuiters politiek rechteloos te maken, maar terwijl productieve arbeidskrachten massaal ontworteld raken, ziet de Sovjetregering zich daarentegen vaak gedwongen de nationale industrie zo ongeveer te verpachten aan de vroegere kapitalistische eigenaars. Ook bleek de Sovjetregering in april 1918 gedwongen een compromis te sluiten met de bourgeoiscoöperaties. Bovendien [zijn] de diensten van burgerlijke technici onmisbaar [gebleken]. Een ander gevolg van ditzelfde verschijnsel is dat een steeds grotere groep uit het proletariaat als roodgardist en dergelijke door de staat uit de openbare middelen wordt onderhouden. In werkelijkheid maakt dit kiesrecht grote en nog steeds groeiende groepen uit de kleine burgerij en het proletariaat rechteloos, want het economische organisme kan deze groepen op geen enkele manier een realisatie van deze arbeidsdwang garanderen.

Dat is zo ongerijmd dat wij dit kiesrecht moeten kwalificeren als een utopisch fantasieproduct, dat geheel losstaat van de maatschappelijke realiteit. En juist daarom is het geen serieus instrument van de proletarische dictatuur. [03]

Toen de gehele middenstand, de burgerlijke en kleinburgerlijke intelligentsia na de Oktoberrevolutie de Sovjetregering maandenlang boycotten, het spoorweg-, post- en telegraafverkeer, de scholen en het bestuursapparaat lamlegden en zich op die manier verzetten tegen de arbeidersregering, toen moesten natuurlijk alle dwangmaatregelen gericht zijn tegen deze groepen: door onttrekking van politieke rechten, economische bestaansmiddelen enzovoort, om het verzet met ijzeren vuist te breken. Op dat moment kwam de socialistische dictatuur tot uiting, een dictatuur die niet mag terugschrikken voor machtsvertoon om bepaalde zaken in het algemeen belang af te dwingen of te verhinderen. Een kiesrecht daarentegen dat pleit voor een algemene rechteloosheid van zeer grote groepen in de maatschappij, dat deze groepen politiek geheel buiten het kader van de maatschappij plaatst, terwijl die maatschappij zelf niet in staat is in economische zin voor hen een plaats binnen dat kader te creëren, een rechteloosheid dus die geen concrete maatregel voor een concreet doel is, maar een algemene regel met een duurzaam effect, dat is geen noodzakelijk gevolg van de dictatuur, maar een improvisatie zonder levensvatbaarheid. [04]

De kwestie is echter nog niet afgedaan met de Constituerende Vergadering en het kiesrecht, wij moeten ook nog spreken over de afschaffing van de belangrijkste democratische waarborgen voor een gezond openbaar leven en voor de politieke activiteit van de werkende massa: de persvrijheid, het recht van vereniging en vergadering, begrippen die voor alle tegenstanders van de Sovjetregering niet-geldend zijn verklaard.

Voor deze ingreep is de bovengenoemde argumentatie van Trotski over de traagheid van democratisch gekozen lichamen in de verste verte niet toereikend. Het is daarentegen een algemeen bekend, onbetwistbaar feit dat de heerschappij van de brede volksmassa juist volstrekt ondenkbaar is zonder een vrije, onbelemmerde pers, zonder een onbeperkt vereniging- en vergaderingsleven.

Lenin zegt: De burgerlijke staat is een werktuig ter onderdrukking van de arbeidersklasse, de socialistische staat - ter onderdrukking van de bourgeoisie. Dit komt ongeveer neer op een omgekeerde kapitalistische staat. Deze simplistische redenering verliest het meest essentiële uit het oog: de burgerlijke klassenheerschappij heeft geen politieke scholing en opvoeding van de massa nodig, althans niet buiten zekere beperkte grenzen. Voor de proletarische dictatuur is een dergelijke scholing echter het allerbelangrijkste, de levenslucht die haar bestaan mogelijk maakt.

‘Dank zij de openlijke, directe strijd om de regeringsmacht [krijgen de werkende massa’s in zeer korte tijd veel politieke ervaring en gaan zij in hun ontwikkeling snel van de ene fase in de andere over].’ Hier spreekt Trotski zichzelf en zijn partijgenoten het aller-duidelijkst tegen. Juist omdat dit waar is, hebben zij door de onderdrukking van het openbare leven de bron van politieke ervaring en de ontwikkelingsgang afgesloten. Of moeten wij soms geloven dat ervaring en ontwikkeling nodig waren tot aan de machtsovername door de bolsjewieken, dat zij hun hoogtepunt bereikt hadden en sindsdien overbodig zijn? (Rede van Lenin: Rusland is overtuigd voor het socialisme!!!)

In werkelijkheid omgekeerd! Juist de gigantische taak die de bolsjewieken moedig en vastberaden op zich hebben genomen, eist een zeer intensieve politieke massascholing en bundeling van ervaringen. [05]

De stilzwijgende veronderstelling van de theorie van de dictatuur in de zin van Lenin-Trotski is dat de socialistische omwenteling iets is waarvoor de revolutionaire partij een kant en klaar recept op zak heeft, dat vervolgens slechts energiek verwezenlijkt dient te worden. [06] Dat is helaas - of, al naar de omstandigheden: gelukkig - niet waar. De praktische realisatie van het socialisme als economisch, sociaal en juridisch systeem is zeer bepaald niet de optelsom van kant en klare voorschriften die slechts toegepast hoeven te worden, maar een kwestie die nog volledig verborgen is in de nevelen van de toekomst. Ons program biedt ons slechts enkele grote wegwijzers, die de richting aangeven waar men de maatregelen moet zoeken, en die zijn bovendien nog grotendeels negatief gericht. Wij weten ongeveer wat wij in de allereerste plaats uit de weg moeten ruimen om de socialistische economie vrij spel te geven, maar hoe de talloze concrete, praktische, grote en kleine maatregelen eruitzien, die telkens weer getroffen moeten worden om de socialistische beginselen in te voeren in de economie, in de rechtspraak, in alle maatschappelijke relaties, dat vertelt ons geen enkel socialistisch partijprogram, geen enkel socialistisch leerboek. Dat is geen tekortkoming, maar juist het voordeel van het wetenschappelijk socialisme in vergelijking met het utopisch socialisme: het socialistische maatschappijsysteem moet en kan slechts een product der geschiedenis zijn, geboren uit de eigen school der ervaring, in het uur der vervulling, uit het verloop van de levende geschiedenis die, net als de organische natuur - waarvan zij ten slotte deel uitmaakt -, zo vriendelijk is steeds naast een reële maatschappelijke behoefte ook de middelen aan te bieden waarmee deze bevredigd kan worden - naast de opgave wordt ook steeds de oplossing gegeven. In dat geval ligt het echter ook voor de hand dat het socialisme zich van nature niet laat opleggen, door oekazen laat invoeren. Voorwaarde voor het socialisme is een reeks dwingende maatregelen - tegen de eigendom enzovoort. Het negatieve, de afbraak, kan men decreteren, de opbouw, het positieve daarentegen niet. Onontgonnen land. Ontelbare problemen. Alleen de ervaring [is] in staat correcties aan te brengen en nieuwe wegen te banen. Alleen ongeremd, bruisend leven bedenkt allerlei nieuwe vormen, improviseert, krijgt scheppende kracht, corrigeert zelf alle vergissingen. Het openbare leven van staten met een beperkte vrijheid is immers zo schamel, zo armzalig, zo schematisch, zo onvruchtbaar omdat het door de democratie uit te sluiten de levende bron van alle geestelijke rijkdom en alle vooruitgang afsluit. (Bewijs: het jaar 1905 en de [maanden] februari tot oktober 1917). Zowel politiek, als economisch en sociaal. De totale massa van het volk moet eraan deelnemen, anders wordt het socialisme vanaf de vergadertafel door een dozijn intellectuelen gedecreteerd, opgelegd.

Openbare controle absoluut noodzakelijk. Anders blijft de uitwisseling van ervaringen beperkt tot de gesloten kring der ambtenaren van de nieuwe regering. Corruptie onvermijdelijk. (Lenins woorden, Mitteilungs-Blatt, no. 29)[17]. De praktijk van het socialisme eist een complete geestelijke omwenteling onder de massa, die door eeuwenlange burgerlijke klassenheerschappij vernederd is. Sociale instincten in plaats van egoïstische; massaal initiatief in plaats van traagheid; idealisme dat alle leed overwint, enzovoort. Niemand weet dat beter, schildert dat indringender, herhaalt dat hardnekkiger dan Lenin. [07] Alleen vergist hij zich zwaar wat betreft de methode. Decreten, dictatoriale macht van fabrieksopzichters, draconische straffen, een schrikbewind, dat zijn allemaal slechts lapmiddelen.

De enige weg die tot wedergeboorte leidt: de school van het openbare leven zelf, onbeperkte, zo groot mogelijke democratie, publieke opinie. Juist het schrikbewind heeft een demoraliserende uitwerking.

Als dat alles verdwijnt, wat blijft er dan in werkelijkheid over? Lenin en Trotski hebben in plaats van de gekozen vertegenwoordigende lichamen de sovjets aangewezen als enige ware vertegenwoordigers van de werkende massa’s. Als echter het politieke leven in het gehele land wordt onderdrukt, zal ook het leven in de sovjets onvermijdelijk steeds meer verkommeren. Zonder algemene verkiezingen, ongehinderde vrijheid van drukpers en vergadering, zonder een vrije strijd van opinies kwijnt het leven in elke openbare instelling weg, wordt het een schijnleven, waarin alleen de bureaucratie het actieve element vormt. Het openbare leven dut langzamerhand in, enkele tientallen partijleiders met een onuitputtelijke energie en een grenzeloos idealisme dirigeren en regeren, de eigenlijke leiding is in handen van een tiental knappe koppen onder hen, en een elite uit de arbeidersklasse wordt van tijd tot tijd opgeroepen tot het bijwonen van vergaderingen, om te applaudisseren voor de redevoeringen van de leiders, om unaniem in te stemmen met voorgelegde resoluties, in wezen dus een regerende kliek - wel een dictatuur, maar niet de dictatuur van het proletariaat - de dictatuur van een handjevol politici, dat wil zeggen: dictatuur in de zuiver burgerlijke betekenis, in de zin van de heerschappij der jakobijnen (het verschuiven van de sovjetcongressen van drie naar zes maanden!). En meer nog: dergelijke toestanden hebben altijd een verwildering van het openbare leven tot gevolg: aanslagen, executies van gijzelaars, enzovoort. Dat is een zeer machtige, objectieve wet, waaraan geen partij zich kan onttrekken.

De fundamentele fout in de theorie van Lenin-Trotski is dat zij de dictatuur, precies als Kautsky, beschouwen als het tegendeel van de democratie. ‘Dictatuur of democratie’ luidt de probleemstelling, zowel bij de bolsjewieken als bij Kautsky. De laatste kiest natuurlijk de democratie, en wel de burgerlijke democratie, omdat hij die immers beschouwt als het alternatief voor de sociale revolutie. Lenin-Trotski kiezen daarentegen voor de dictatuur die aan de democratie is tegengesteld en daardoor voor de dictatuur van een handjevol mensen, dat wil zeggen voor een burgerlijke dictatuur. Het zijn twee tegenpolen, die beide even ver verwijderd zijn van de waarachtig socialistische politiek. Het proletariaat kan, als het de macht in handen neemt, nooit meer Kautsky’s wijze raad volgen en onder het voorwendsel van ‘onrijpheid van het land’ afstand doen van de socialistische omwenteling en zich uitsluitend aan de democratie wijden, zonder verraad te plegen jegens zichzelf, de Internationale, de revolutie. Het proletariaat behoort en moet onmiddellijk socialistische maatregelen nemen op de meest energieke, halsstarrige, meedogenloze wijze, dat wil zeggen: dictatuur uitoefenen, maar dictatuur van de klasse, niet van een partij of een kliek, dictatuur van de klasse, dat wil zeggen: zo openbaar mogelijk, waarbij de massa ongehinderd zo actief mogelijk optreedt, binnen een onbeperkte democratie. ‘Als marxisten hebben wij nooit de formele democratie als een afgod vereerd,’ schrijft Trotski.[18] Inderdaad, wij hebben nooit de democratie als een afgod vereerd. Wij hebben ook nooit het socialisme of marxisme als afgod vereerd. Volgt daar soms uit dat wij ook het socialisme, het marxisme, zodra het ongemakkelijk wordt, à la Cunow-Lensch-Parvus in de rommelkamer moeten gooien? Trotski en Lenin vormen de levende ontkenning van deze vraag. Wij hebben nooit de formele democratie als een afgod vereerd, dat betekent alleen: wij hebben steeds de sociale kern onderscheiden van de politieke vorm van de burgerlijke democratie, wij hebben steeds de bittere kern van de sociale ongelijkheid en onvrijheid blootgelegd onder het zoete omhulsel van de formele gelijkheid en vrijheid - niet om deze laatste af te wijzen, maar om de arbeidersklasse te prikkelen niet tevreden te zijn met het omhulsel, maar liever de politieke macht te veroveren om deze met een nieuwe socialistische inhoud te vullen. Het is de historische taak van het proletariaat, zodra het de macht in handen krijgt, in plaats van de burgerlijke democratie een socialistische democratie te scheppen, en niet elke vorm van democratie af te schaffen. Socialistische democratie begint echter niet pas in het beloofde land, als de onderbouw van de socialistische economie geschapen is, als kant en klaar kerstgeschenk voor het brave volk dat in die tussentijd trouw een handjevol socialistische dictators heeft gesteund. Socialistische democratie begint tegelijk met de afbraak van de klassenheerschappij en de opbouw van het socialisme. Socialistische democratie begint op het moment van de machtsovername door de socialistische partij, en zij is niets anders dan dictatuur van het proletariaat.

Jawel: dictatuur! Maar die dictatuur geldt de toepassing van de democratie, niet de afschaffing ervan, door middel van een energieke, vastberaden ingreep in de verworven rechten en economische verhoudingen van de burgerlijke maatschappij - op een andere manier kan de socialistische omwenteling niet gerealiseerd worden. Deze dictatuur moet echter worden uitgeoefend door de klasse en niet door een kleine minderheid van leiders namens die klasse, dat wil zeggen: zij moet stap voor stap een gevolg zijn van de actieve bemoeienissen van de massa, zij moet direct door de massa beïnvloed worden, gecontroleerd worden door het totale openbare leven, voortkomen uit de toenemende politieke scholing van de massa.

Op die manier zouden ook zeker de bolsjewieken optreden als zij niet te lijden hadden onder de vreselijke dwang van de wereldoorlog, de Duitse bezetting en alle daarmee verbonden abnormale moeilijkheden, die elke socialistische politiek, hoezeer ook vervuld van goede voornemens en fraaie principes, moeten misvormen.

Een scherp argument daarbij is de grootscheepse toepassing van terreur door de radenregering, vooral in de laatste periode voor de ineenstorting van het Duitse imperialisme, sinds de aanslag op de Duitse gezant. Revoluties worden niet met rozewater gedoopt, dat is een waarheid als een koe en bovendien nogal afgezaagd.

Alles wat in Rusland gebeurt valt te begrijpen als een onvermijdelijke keten van oorzaak en gevolg, waarvan uitgangspunt en sluitsteen bestaan uit: het falen van het Duitse proletariaat en de bezetting van Rusland door het Duitse imperialisme. Men zou van Lenin en zijn kameraden iets bovenmenselijks vergen als men ook nog van hen eiste dat zij onder dergelijke omstandigheden de fraaiste democratie, de meest voorbeeldige dictatuur van het proletariaat en een bloeiende socialistische economie te voorschijn toverden. Zij hebben door hun vastberaden revolutionaire opstelling, hun voorbeeldige energie en hun onverbrekelijke trouw aan het internationale socialisme waarachtig wel alles gedaan wat onder dergelijke verduiveld moeilijke omstandigheden mogelijk was. Het gevaar begint op het moment dat zij van de nood een deugd maken, als zij de tactiek die hun door de omstandigheden is opgedrongen, vervolgens theoretisch in alle opzichten gaan vastleggen en deze bij het internationale [proletariaat] willen aanbevelen als voorbeeld van socialistische tactiek ter navolging. Volstrekt onnodig benemen zij zichzelf het licht en zetten zij hun reële, ontegenzeglijke verdienste onder de korenmaat van noodgedwongen vergissingen, en zij bewijzen het internationale socialisme waarvoor zij geleden en gestreden hebben een slechte dienst als zij het willen bewapenen met al het verkeerde dat in Rusland onvrijwillig is ingevoerd alsof het nieuwe inzichten gold, want uiteindelijk is dat slechts het effect van het bankroet van het internationale socialisme in deze wereldoorlog.

Laat de Duitse regeringssocialisten maar schreeuwen dat de heerschappij der bolsjewieken een karikatuur is van de dictatuur van het proletariaat. Als dat zo was of is, dan toch alleen omdat zij een product is van de houding van het Duitse proletariaat, die een karikatuur van de socialistische klassenstrijd is geweest. Wij vallen allen onder de wetmatigheid der geschiedenis, en de socialistische politiek kan nu eenmaal uitsluitend op internationale schaal worden doorgevoerd. De bolsjewieken hebben getoond dat zij alles kunnen wat een waarachtig revolutionaire partij binnen de grenzen der historische mogelijkheden kan presteren. Zij moeten geen wonderen willen verrichten. Een voorbeeldige en volmaakte proletarische revolutie in een geïsoleerd land dat door de wereldoorlog is geteisterd, door het imperialisme gewurgd wordt en door het internationale proletariaat is verraden, zou een wonder zijn. Het gaat erom dat men in de politiek van de bolsjewieken het wezenlijke van het onwezenlijke onderscheidt, de kern van het toeval. In deze laatste periode, waarin wij in de gehele wereld voor de beslissende definitieve strijd staan, was en is het belangrijkste probleem van het socialisme, de brandende kwestie van deze tijd, niet een of ander onderdeel van de tactiek, maar de bekwaamheid tot actie van het proletariaat, de revolutionaire energie van de massa, het machtsstreven van het socialisme in het algemeen. In dit opzicht zijn Lenin en Trotski met hun vrienden de eersten geweest die het wereldproletariaat zijn voorgegaan met hun voorbeeld, zij zijn tot nu toe nog steeds de enigen die gelijk Hutten kunnen zeggen: Ik heb het gewaagd!

Dat is het wezenlijke en blijvende van de politiek der bolsjewieken. In dit opzicht hebben zij zich de onsterfelijke historische verdienste verworven dat zij door de verovering van de politieke macht en de praktische probleemstelling van de verwerkelijking van het socialisme het internationale proletariaat zijn voorgegaan en de confrontatie tussen kapitaal en arbeid in de gehele wereld ten zeerste hebben bespoedigd. In Rusland heeft men dat probleem slechts kunnen stellen. Men heeft het in Rusland niet kunnen oplossen, het kan alleen internationaal worden opgelost. En in die zin behoort de toekomst overal toe aan het ‘bolsjewisme’.

_______________
[1] Met ‘regeringssocialisten’ wordt de partijleiding van de SPD bedoeld (de Eberts en Scheidemannen), die samen met de leiding van de sociaaldemocratische vakbeweging in 1914 een ‘godsvrede’ met de keizerlijke regering had gesloten en sindsdien als officieuze regeringspartner optrad; op 3 oktober 1918 trad de SPD - nu officieel - toe tot het semi-parlementaire kabinet van prins Max van Baden. Kautsky, de klassieke ideoloog van de Duitse sociaaldemocratie, van 1883 tot 1917 redacteur van Die Neue Zeit, behoorde tot de rechtervleugel van de in april 1917 gestichte Unabängige Sozialdemokratische Partei Deutschlands (USPD), waarvan ook de Spartacisten (toen nog Gruppe Internationale) deel uitmaakten.
[2] De Vorwärts was het belangrijkste orgaan van de SPD.
[3] Kadetten: naar de afkorting KD (Konstitutioneel Democraten).
[4] Bedoeld wordt de ‘staatsgreep’ van juni 1907, toen de tsaristische regering het parlement (Doema) ontbond, de sociaaldemocratische afgevaardigden arresteerde en een nieuw kiesstelsel invoerde. Ook de Vierde Doema was in 1912 volgens dit stelsel gekozen.
[5] Kaledin ondersteunde met de Donkozakken de contrarevolutionaire actie van Kornilov in augustus (nieuwe stijl: september) 1917.
[6] Rosa Luxemburg geeft hier schematisch en onuitgewerkt Kautsky’s argumenten weer voor de ontbinding van de Tweede Internationale, die als ‘instrument van de vrede’ niet geschikt zou zijn in tijden van oorlog; voor internationale ontwapening en stichting van een Volkenbond in plaats van internationale klassenstrijd; voor de houding van de vroegere secties van de Tweede Internationale, die nu hun respectievelijke regeringen steunden; en voor de burgerlijke democratie die - hoewel onderdeel van het kapitalisme - niet verloren mocht gaan.
[7] De Sociaal-Revolutionaire Partij (SR, ook leden werden als ‘SR’ aangeduid), die in 1901 werd opgericht, bouwde voort op de populistische traditie uit het laatste kwart van de negentiende eeuw (de narodniki); zij vond haar aanhang vooral onder de boeren. Na de Oktoberrevolutie scheidde de linkervleugel van de partij zich af om met de bolsjewieken samen te werken. De Linkse SR maakten deel uit van de nieuwe Sovjetregering tot maart 1918, toen zij hun ministers terugtrokken uit protest tegen de ratificatie van de vrede van Brest-Litovsk.
[01] [Notitie van Rosa Luxemburg bovenaan de pagina zonder aanwijzing waar deze ingevoegd moet worden:] (Betekenis van de agrarische kwestie. Al in 1905. Vervolgens in de Derde Doema de rechtse boeren! Boerenvraagstuk en verdediging, leger.)
[02] [Notitie van Rosa Luxemburg in de linkermarge zonder aanwijzing waar deze ingevoegd moet worden:] Graanmonopolie met premies. Nu, post festum, willen zij de klassenstrijd overbrengen naar de dorpen.
[8] Terwijl Sovjettroepen Kiev innamen en de in maart 1917 ontstane Oekraïense nationale vergadering (Rada) afzetten, sloten de vertegenwoordigers daarvan bij de vredesonderhandelingen in Brest-Litovsk een afzonderlijk Oekraïens-Duits vredesverdrag (27 januari ((9 februari)) 1918), dat Duitsland de gelegenheid bood in de Oekraïne te interveniëren. Al een paar weken later konden troepen van de Rada onder Petljoera dank zij de Duitse steun Kiev heroveren. Nog weer enkele weken daarop vervingen de Duitsers echter de Rada door hun stroman Skoropadski.
[9] De proclamaties van de Rada droegen de naam universal (een term uit de tijd van het feodalisme). In december 1917 begon de Rada haar eigen geld te drukken, waaraan Rosa Luxemburg wellicht refereert met ‘karboventsen’: ‘karbovanets’ is Oekraïens voor roebel.
[10] De kuststreek waar ‘plattdeutsch’ wordt gesproken, de taal van de schrijver Fritz Reuter (1810-1874).
[11] Op 27 augustus 1918 sloten Duitsland en de Sovjet-Unie in Berlijn drie overeenkomsten die het vredesverdrag van Brest-Litovsk aanvulden. Eén ervan was geheim (het eerste geval van - de officieel scherp veroordeelde - geheime diplomatie van Sovjetzijde). De beide andere bepaalden onder meer dat de Duitsers zich uit Wit-Rusland zouden terugtrekken, terwijl de Russen afstand deden van ieder recht op Estland en Letland en de onafhankelijkheid van Georgië erkenden; bovendien zou de Sovjet-Unie Duitsland een schadeloosstelling van 6 biljoen mark betalen.
[12] Vermoedelijk doelt Rosa Luxemburg op de arrestatiegolf na de moord op de Duitse ambassadeur in Moskou, graaf Mirbach (6 juli 1918), die gepaard ging met veelal door SR geïnspireerde acties. Na de aanslag werd het merendeel van de 352 Linkse SR-gedelegeerden naar het Vijfde Sovjetcongres, dat op dat moment in Moskou plaatsvond, opgepakt; 13 van hen werden geëxecuteerd.
Deze passage is ook wel opgevat als een verwijzing naar de proclamatie van de ‘rode terreur’ op 2 september 1918, na de aanslag op Lenin in Moskou en de moord op Oeritski, het hoofd van de Tsjeka in Petrograd (20 augustus). Alleen al in deze laatste plaats werden direct na de proclamatie 512 ‘gijzelaars’ (‘contrarevolutionairen en witgardisten’) gefusilleerd.
[13] Een vergissing: de Constituerende Vergadering werd gekozen op 12 (25) november 1917, en na haar eerste zitting ontbonden op 6 (19) januari 1918.
[14] Deze argumenten, die Rosa Luxemburg hier later had willen invoegen, zijn te vinden in Trotski’s Von der Oktober-Revolution bis zum Brester Friedensvertrag, Berlijn 1918, p. 90-92. Trotski wilde er aantonen dat de Constituante ‘te laat kwam om nog de mogelijkheid te hebben een productieve rol te spelen’; zij was verre achtergebleven ‘bij de ontwikkeling van de politieke strijd en van de partijgroeperingen’.
[15] In het laatste deel van deze bijzin herhaalt Rosa Luxemburg de these van Trotski, in het eerste deel haar al eerder gemaakte vergissing (vgl. noot 13).
[16] In de grondwet van de Sovjet-Unie die op 10 juli 1918 werd aangenomen, werd het kiesrecht onthouden aan ‘hen die anderen in dienst hebben omwille van winst’, ‘hen die leven van een inkomen dat niet uit hun eigen arbeid voortkomt’, ‘privé-zakenlieden’, ‘monniken en priesters’, alsmede misdadigers en krankzinnigen.
[03] [Notitie in de linkermarge zonder aanwijzing waar deze ingevoegd moet worden:] Een anachronisme, een anticipatie op de juridische situatie, die op haar plaats is op de basis van een reeds voltooide socialistische economie, maar niet tijdens de overgangsperiode van de proletarische dictatuur.
[04] [Notitie in de linkermarge zonder aanwijzing waar deze ingevoegd moet worden:] Zowel sovjets bij wijze van ruggengraat als Constituerende Vergadering en algemeen kiesrecht. [Op een los, ongenummerd blad papier de aantekening:] De bolsjewieken hebben de sovjets reactionair genoemd omdat deze voor het merendeel uit boeren zouden bestaan (boerenafgevaardigden en soldatenafgevaardigden). Nadat de sovjets hun zijde gekozen hadden, werden zij de ware vertegenwoordigers van de openbare mening. Deze plotselinge ommekeer hield echter alleen verband met de vrede en de agrarische kwestie.
[05] [Notitie in de linkermarge zonder aanwijzing waar deze ingevoegd moet worden:] Vrijheid alleen voor de aanhangers van de regering, alleen voor leden van een partij - al zijn zij nog zo talrijk - is geen vrijheid. Vrijheid is altijd vrijheid van andersdenkenden. Niet vanwege het fanatisme van de ‘rechtvaardigheid’, maar omdat al het levengevende, heilzame en reinigende van de politieke vrijheid er wezenlijk mee verbonden is en de werking ervan verloren gaat als ‘vrijheid’ een privilege wordt.
[06] [Notitie in de linkermarge zonder aanwijzing waar deze ingevoegd moet worden:] De bolsjewieken zullen zelf met de hand op het hart niet willen ontkennen dat zij voortdurend en telkens weer hebben moeten aftasten, proberen, experimenteren, toetsen, en dat veel van hun maatregelen geen juwelen zijn. Zo moet en zal het ons allen vergaan als we beginnen - al zal niet overal de situatie zo moeilijk liggen.
[17] Verwijzing naar een anoniem artikel ‘Diktatur und Proletariat’ in het USPD-orgaan Mitteilungs-Blatt des Verbandes der sozialdemokratischen Wahlvereine Berlins und Umgegend (jg. XIII, nr. 29, 20 oktober 1918), waarin enkele passages geciteerd werden uit Lenins ‘rede over de wederopbouw van het socialistische Rusland’, dat wil zeggen uit zijn in april 1918 gepubliceerde artikel De komende taken van de Sovjetmacht. In nr. 36 van het blad werd hiervan een uitvoeriger resumé gegeven - reden waarom de Oost-Duitse uitgevers van haar Gesammelte Werke in Rosa Luxemburgs tekst 29 in 36 veranderen. Alles wijst er echter op dat Luxemburg ook in dit geval beter wist wat zij schreef dan haar bureaucratische exegeten, al was het maar omdat nr. 36 van het Mitteilungs-Blatt van 8 december 1918 dateert, dat wil zeggen van na de Novemberrevolutie, toen zij volgens alle bekende bronnen niet meer aan Die russische Revolution werkte.
Hier Lenins woorden naar het Berlijnse blad (hier en daar afwijkend van de ‘officiële’ versie, vgl. Ausgewählte Werke, dl. II, Oost-Berlijn 1970, p. 758-759):
‘Op twee gronden en in twee verschillende richtingen is de dictatuur bij de overgang van kapitalisme naar socialisme noodzakelijk. De overwinning van het proletariaat is om te beginnen onmogelijk zonder de meedogenloze onderdrukking van de heersende klassen, die geen afstand willen doen van hun voorrechten en gedurende lange tijd alles in beweging zullen zetten om de gehate proletarische regering ten val te brengen. Aan de andere kant is geen revolutie, en zeker geen socialistische, mogelijk zonder burgeroorlog, zelfs wanneer er vrede heerst met buitenlandse machten. In zulke omstandigheden is het natuurlijk dat talrijke elementen die voor het grootste deel aansluiting vinden bij het kleinburgerdom, niet kunnen nalaten zich in hun ware licht te tonen: door toenemende plundering, speculaties, omkoperij en dergelijke. Om aan dit alles een eind te maken, is een zekere tijd nodig en een ijzeren hand.
In alle grote revoluties heeft het volk de noodzaak hiervan ingezien en is het zonder erbarmen opgetreden tegen alle dieven door deze ter plaatse te fusilleren. Het mislukken van vroegere revoluties kwam daardoor, dat het bij het doorzetten van deze maatregelen aan het nodige enthousiasme ontbrak, dat alleen de kracht en taaiheid voor onverbiddelijk handelen geeft.
Dat het enthousiasme de massa niet lang genoeg bezielde, is te verklaren uit de verhoudingsgewijs geringe deelname van het proletariaat. Want alleen een talrijk, gedisciplineerd en klassenbewust proletariaat is in staat de meerderheid van de werkenden en uitgebuitenen tot zich te trekken en de macht lang genoeg te behouden om alle uitzuigers en alle ontbindende elementen te onderdrukken.
Dat is de historische ervaring die Marx samenvatte in de korte, maar welsprekende formule: dictatuur van het proletariaat.’
[07] [Notitie op een los blad papier zonder aanwijzing waar deze ingevoegd moet worden:] Lenins rede over discipline en corruptie.
Anarchie zal ook bij ons, overal trouwens, onvermijdelijk zijn. Aan de bourgeoismaatschappij kleeft een element van het lompenproletariaat, dat is daar niet van los te maken. Bewijzen:
1. Oost-Pruisen, de plunderingen door de ‘Kozakken’.
2. De algemene uitbarsting van roof en diefstal in Duitsland (‘zwendel’, personeel van posterijen en spoorwegen, politie, volledige vervaging van de grenzen tussen een goedgeordende maatschappij en het tuchthuis).
3e bewijs: Het feit dat de vakbondsleiders zo snel zijn verloederd. Daartegen helpen geen draconische terreurmaatregelen. Integendeel, die werken de corruptie slechts in de hand. Het enige tegengif: idealisme en sociale activiteit van de massa, onbeperkte politieke vrijheid.
[Op een los blad papier zonder aanwijzing tot invoeging staat de volgende uitwerking van deze gedachte:] Een apart, zeer belangrijk probleem vormt tijdens elke revolutie de strijd met het lompenproletariaat. Ook wij in Duitsland en overal elders zullen daarmee te maken krijgen. Het element van het lompenproletariaat is hecht verweven met de burgerlijke maatschappij, niet alleen als afzonderlijke bevolkingsgroep, als maatschappelijk afval dat juist geweldig toeneemt in tijden dat de muren van de maatschappelijke orde instorten, maar als integrerend element van de maatschappij als geheel. De gebeurtenissen in Duitsland - en meer of minder in alle andere staten - hebben aangetoond hoe gemakkelijk alle bevolkingsgroepen in de burgerlijke maatschappij ten prooi vallen aan verloedering: de nuanceringen tussen prijswoeker in de handel, Poolse zwendel, fictieve gelegenheidsaanbiedingen, vervalsing van levensmiddelen, afzetterij, verduistering door ambtenaren, diefstal, inbraak en roof zijn zo in elkaar overgevloeid, dat de grens tussen de eerzame burgerij en het tuchthuis verdwenen is. Hier herhaalt zich hetzelfde verschijnsel, dezelfde snelle verloedering als wanneer men deugdzame burgers in koloniale situaties overplant naar een maatschappelijk vreemde bodem. Als de conventionele beperkingen en steunpilaren voor moraal en recht wegvallen, valt de burgerlijke maatschappij, wier innerlijke levenswet het dieptepunt van immoraliteit is, namelijk de uitbuiting van de ene mens door de andere, onmiddellijk en ongeremd ten prooi aan regelrechte verloedering. De proletarische revolutie zal overal moeten strijden tegen deze vijand, dit werktuig van de contrarevolutie.
En toch is ook in dit verband de terreur een bot, ja zelfs tweesnijdend zwaard. Het meest draconische standgericht staat machteloos tegenover uitbarstingen van lompenproletarische wanorde. Het is zelfs zo dat elke aanhoudende staat van beleg onvermijdelijk leidt tot willekeur, en elke vorm van willekeur heeft een slechte invloed op de maatschappij. Het enige effectieve middel dat de proletarische revolutie helpt, is ook hier: radicale maatregelen van politieke en sociale aard, een zeer snelle verandering van de sociale waarborgen voor het leven van de massa en - de bevordering van het revolutionaire idealisme, dat alleen in onbeperkte vrijheid door het intens actieve leven van de massa gedurende langere tijd kan worden gehandhaafd.
Zoals het effect van het zonlicht het beste zuiverende geneesmiddel is tegen infecties en ziektekiemen, zo zijn de revolutie zelf en de vernieuwende beginselen ervan, het door haar opgewekte geestelijke leven, de activiteit en de eigen verantwoordelijkheid van de massa, dat wil zeggen: de grootst mogelijke politieke vrijheid als vorm van de revolutie - de enige genezende en zuiverende zon.
[18] Vgl. Trotski’s eerder geciteerde brochure Von der Oktober-Revolution, p. 93.